Dat gebeurt me niet vaak, dat er op een ander blog uitgebreid wordt gerefereerd aan een van mijn artikelen en dat dat dan ook nog eens een pittige discussie oplevert. Leuk! Harrie van Stiphout neemt op Onderwijsvooruitzichten de moeite om een post van een aantal maanden geleden te ontleden. Ik had het stukje van al gelezen, was al van plan om daar maar eens op te reageren en toen werd ik gisteren in reactie van een lezer nog eens gewezen op het stukje. Niet langer getreuzeld dus. Aanvankelijk begonnen als een reactie op Onderwijsvooruitzichten zelf, groeide het uit tot iets dat eigenlijk prima als een soort tegenpost mag functioneren. Komtie …

De kern van het ‘verwijt’ (ik noem het toch maar even zo) is dat ik propageer dat we scholen maar moeten volstouwen met technologische apparatuur in een ultieme poging onderwijs leuk te maken voor leerlingen. Omwille van de discussie zou bijna geneigd zijn om te roepen: Ja, inderdaad! Net als John van Dongen ben ik het echter in hoofdlijnen een heel eind eens met Harrie, maar op twee punten verschil ik toch fundamenteel van opvatting. Zo schrijft hij: je moet vertrekken vanuit het lesgeven van de docent. In mijn opvatting moet je vertrekken uit het leren van het kind. Het onderzoek dat je (via mijn artikel) aanhaalt, geeft aan dat jongeren graag meer les zouden krijgen waarin op een hun voor hen leuke en zinvolle manier gebruik kunnen maken van (internet)technologie. Dat lijkt me in het huidige tijdsgewricht een hele redelijke en zelfs hele praktische wens. Bovendien geeft deze wens een duidelijke betrokkenheid bij hun leerbeleving en -proces aan. Leerlingen willen niet verveeld worden met onderwijs, ze willen juist gestimuleerd worden om dingen te ontdekken en uit te zoeken. En daar willen ze meer internet en technologie voor gebruiken.

Dat heeft weinig te maken met karrevrachten apparatuur de scholen in schuiven. Zeker als het gaat om digiborden (die vaak on- of onderbenut in een hoekje staan) zie ik daar een praktijk die me zorgen baart. Dat is inderdaad een verkeerde investering. Die investering moet vooral zijn in professionalisering. Zowel om met die digiborden iets zinvols en leuks te doen, als om een rijk digitaal curriculum te ontwikkelen zul je als docent kennis en vaardigheden op het gebied van (onderwijs)technologie moeten hebben. Ik ben van mening dat een groot deel van de onderwijsgevenden in Nederland nauwelijks een idee heeft wat er allemaal kan met moderne technologische toepassingen. Veel erger is het dat het veel van die onderwijsgevenden slechts marginaal lijkt te interesseren en met die attitude doen ze hun leerlingen te kort. Professionalisering moet dan ook (niet alleen) gericht zijn op DRO-achtige beheersen van bepaalde technologie, maar vooral op een onderwijskundige knop die om moet. Docenten moeten in elk geval inzicht hebben in de nieuwe manieren waarop leerlingen met informatie en kennis(constructie) om kunnen gaan. Moet je zelf kunnen podcasten om je leerlingen een podcast te laten maken? Volgens mij niet, maar je moet wel iets weten van podcasts, net zozeer als je iets moet weten van hoe je de dvd-speler of hoe het werkboek van je methode inzet.

Harrie schrijft verder (en dat is het tweede punt waarop ik het met hem oneens ben): Maar je gaat toch geen technologie de school inhalen omdat kinderen het zo leuk vinden?! Wél! Juist wel! Juist omdát kinderen het zo leuk vinden moet je die technologie de school binnen halen. Thomas Friedman schrijft in The World is Flat (en dat is volgens mij een vrij gangbare opvatting) dat je intrinsieker gemotiveerd leert als je iets doet wat je leuk vindt. Ook Ken Robinson beweert hetzelfde in zijn presentatie voor de RSA. Als het toepassen van technologische toepassingen als iPods, podcasten, online video, weblogs, wiki’s etc. daarvoor zorgt dan zou de docent / leerkracht met hart voor zijn leerlingen er alles aan moeten doen om te zorgen dat die toepassingen een plek krijgen in de lessen van de leerlingen.

Een van de grootse problemen met technologie op school is juist dat er jarenlang alleen maar met dozen werd geschoven: we zetten de school vol met computers, geven alle docenten een een cursus DRO en dan maken ze ineens leuk les met computer. School veranderde in een soort kantoortuin waarin we fijn met productiviteitssoftware aan de slag konden … leuk. Het landschap van de technologie is echter aanmerkelijk veranderd en toepassingen die meer kunnen dan een diavoorstelling, spreadsheet of tekstbestand ophoesten zijn rijkelijk aanwezig. Er is volop technologie voorhanden die mensen stimuleert te creëren, te delen, samen te werken. Die omslag is buiten het onderwijs opgepakt, maar in het onderwijs vindt er slechts hier en daar de sporen van terug. Veel onderwijsgevenden hebben geen, te weinig of een te beperkt zicht op de mogelijkheden die technologie biedt om aantrekkelijker, eigentijdser onderwijs te ontwerpen.

Harrie sluit af met een overpeinzing: Ik krijg soms de indruk dat sommige edubloggers, hoe boeiend hun bijdragen ook zijn, erg ver voor de troepen uitlopen en dreigen het contact daarmee te verliezen. Ik ben inderdaad vrij uitgesproken over onderwijs, technologie en innovatie. En ik kan me ook voorstellen dat er mensen zijn die mijn opvattingen overdreven, radicaal, vergezocht of uitgesproken belachelijk vinden. Geen enkel probleem. Ik hou mezelf toch altijd maar voor dat als ik ver voor de troepen uitloop, dat niet per se wil niet zeggen dat ik veel te snel ga. Het zou best wel eens kunnen zijn dat het tempo er bij de troepen een beetje uit is of dat ze de weg zijn kwijtgeraakt en dus maar rondjes op de rotonde blijven lopen. Daarom sta ik een stukje verder op de weg te roepen waar ze heen zouden kunnen lopen.

Share →